Een rotte plek weggesneden

"Daar kronkelt als een bekrozen adder die ellendige kaai op den boezem der stad. Modder en klibberig slijm, bespikkeld met bloedplekken van neergeworpen karreelstenen, kleeft haar aan den buik. Verkankerd, vermemeld, bekleed met eene schors van morsig groen, is hare zijde…" Zo beschreef J. Van de Venne de Antwerpse rede op het einde van de negentiende eeuw.

De negentiende-eeuwse haven met haar vlieten stond echter niet langer in verhouding tot de economische en industriële expansie van de stad. Stoomschepen moesten in het midden van de stroom voor anker gaan en hun lading overladen in scheepjes die wel tot aan de kaai konden varen. De tijdrovende vlieten waren niet alleen inefficiënt voor de scheepvaart maar bovendien ook onhygiënische open riolen. De oude stadskern werd beschouwd als een rotte plek in de stad. Prostitutie tierde welig rond de Guldenberg en de Riedijk. Gereputeerde bordelen met welluidende namen als het ‘Palais de Cristal’ of ‘Madame Jamar met de Grot’ spraken tot de verbeelding.

Een radicale oplossing kwam van het Hoofdbestuur van Bruggen en Wegen die voorzag in de rechttrekking van de Scheldekaaien (1877-1887). Vanaf het zuiden en het noorden rukten reusachtige ijzeren pontons en zinkcaissons van de aannemers Couvreux & Hersent op in de richting van de oude stadskern. Enkel het Steen overleefde deze 10 jaar durende moderniseringsoperatie.
Met de rechttrekking van de Scheldekaaien op het einde van de negentiende eeuw sloeg men twee vliegen in een klap: de haven werd gemoderniseerd en de rotte plek werd weggesneden.

Categorie: