Antwerpen ruienstad
Op het einde van de elfde eeuw was de Antwerpse burcht omgeven door een stenen muur. Aangezien de bevolking snel aangroeide, was er nood aan een nieuwe verdedigingsgordel. Met behulp van de zijriviertjes van ‘t Schijn legden de bewoners een beschermende watersingel aan rond de stad. Deze ruien (of ‘roya’) waren oorspronkelijk natuurlijke afwateringslopen, maar werden uitgegraven tot een volwaardige grachtensingel als afbakening van het woonterrein. De zogenaamde ‘ruiendriehoek’ omsloot een gebied van circa twintig hectare en is vandaag nog terug te vinden op de plattegrond van Antwerpen. De driehoek volgt de verdwenen Boterrui, de Suikerrui, de Kaasrui, de Jezuïtenrui, de Minderbroedersrui, de Sint-Paulusstraat en de Koolvliet. De ruienstad bleef ongewijzigd tot omstreeks 1200. Bij verschillende opgravingen documenteerden stadsarcheologen uiteenlopende aspecten van het dagelijkse leven uit deze periode, gaande van woningen tot de materiële cultuur van de bewoners.
Bij latere stadsuitbreidingen werden de oude ruien bewaard en gebruikt als waterwegen. Er belandde ook veel vuil in, waardoor geurhinder een ernstig probleem werd. Om het probleem tegen te gaan, werden de ruien geleidelijk overwelfd. Tegen de negentiende eeuw was de overwelving rond en werden de ruien uitsluitend gebruikt voor de afwatering van riolen.